Ortomanuele geneeskunde: verschil tussen versies

Uit Wikifysio
Ga naar: navigatie, zoeken
 
Regel 507: Regel 507:
 
*[[Manuele therapie, methode Marsman]]
 
*[[Manuele therapie, methode Marsman]]
 
*[[Manuele therapie, methode Maitland]]
 
*[[Manuele therapie, methode Maitland]]
 +
*[[Manuele therapie, methode Meyer]]
 +
*[[Manuele therapie, methode DAM]]
 +
*[[Arthropraxie]]
 +
*[[Chiropractie]]
 +
*[[Osteopathie]]

Huidige versie van 16 mrt 2010 om 10:27

INLEIDING

DOELSTELLING

Deze informatie is samengesteld om professionele hulpverleners inzicht te geven in de orthomanuele behandelwijze. Orthomanuele geneeskunde is nog relatief onbekend bij professionele hulpverleners. Uit een enquete gehouden onder alle orthomanueel artsen bleek behoefte te bestaan aan een brochure voor professionele verwijzers. De bedoeling van een dergelijke brochure was om de orthomanuele geneeskunde meer bekendheid te geven onder huisartsen, medisch specialisten, bedrijfsartsen en fysiotherapeuten. Veel mensen hebben klachten die te maken hebben met de wervelkolom. Uit gegevens van onder andere de NHG standaard lage rugklachten blijkt dat ongeveer 35% van de Nederlandse bevolking regelmatig aspecifieke rugklachten heeft. De orthomanuele geneeskunde is geschikt voor de behandeling van onder andere dit soort klachten.

OPBOUW VAN DE INFORMATIE

Deze informatie is opgebouwd uit een aantal hoofdstukken. Na het eerste hoofdstuk; de inleiding, volgt een hoofdstuk waarbij de praktische toepasbaarheid voor verwijzers beschreven wordt. Hoofdstuk 3, 4 en 5 gaan respectievelijk over wetenschappelijk onderzoek en het effect van de orthomanuele geneeskunde, de hypothese en verklaringsmodel en andere therapievormen.

HET BEGRIP “ORTHO”

Het voorvoegsel ortho”recht” in orthomanuele geneeskunde, duidt op het streven van deze geneeswijze naar een rechte stand. Om dit te nuanceren kan evenwel in plaats van recht ook zo weinig mogelijk functiebeperking, in evenwicht, in balans of zo symmetrisch mogelijk, gezegd worden. Symmetrie is een belangrijk sleutelbegrip in de orthomanuele geneeskunde. Symmetrie in de stand van perifere gewrichten, de wervelkolom en het bekken.Vooral symmetrie in de stand van het bekken is in de orthomanuele geneeskunde belangrijk. De stand van het bekken wordt voor een groot deel bepaald door de sacro-iliacale gewrichten. Een verstoorde symmetrie of balans door blokkering in het bekken kan namelijk diverse klachten veroorzaken in de gehele wervelkolom.

HISTORIE

Manuele geneeswijzen zijn al eeuwen bekend. Manipulaties van de wervelkolom werden al beschreven in de tijd van de Griekse wijsgeer Hippocrates, grondlegger van de moderne geneeskunde( 460-377 voor Christus). Hippocrates en zijn leerlingen van de Chaldeeuwse artsenopleiding voerden reeds wervelmanipulaties uit. Ook de romeinse arts Galenus (130- 200 na Christus), die hoog in aanzien stond en wiens werken eeuwenlang de geneeskunde beheersten, paste wervelmanipulaties toe. In de Romeinse tijd werd hier dan ook dankbaar gebruik van gemaakt. De Arabische arts Avicenna ( 980-1037 na Christus) gebruikte dezelfde methode. Rond 1900 kwam in Nederland nog de ouderwetse kraakmethode voor, die heden ten dage nog maar zelden wordt toegepast. Er ontstonden verschillende scholen voor manuele therapie, elk met een eigen opleiding en vooropleidingseisen, aardigheden en eigenaardigheden.

Voorbeelden hiervan zijn de uit Amerika stammende chiropraktie en osteopathie, de uit Engeland komende leer van de orthopedisch chirurg Cyriax en de uit Duitsland afkomstige manuele therapie Eindhoven die door Frits Philips naar deze stad gehaald werd. Van der Bijl senior (1909-1977) ontwikkelde de basis van de manuele therapie in Nederland. Hij was deskundig in zowel osteopathie als chiropraktie. Nadien ontwikkelde een van zijn leerlingen, Marsman, een variant op deze behandelwijze. In de loop van de jaren 1965-70 werd de orthomanuele geneeswijze ontwikkeld door de Amsterdamse arts mevrouw M. Sickesz. Ze had aanvankelijk nauwe banden met van der Bijl senior.

ORTHOMANUELE GENEESKUNDE

Toen Sickesz in 1965 de tekortkomingen van destijds toegepaste technieken aan den lijve ondervond, besloot ze zelf een geheel eigen methode te ontwikkelen. Sickesz (20) beschreef deze ontwikkeling in diverse boeken en artikelen. Ze ging in haar zoektocht niet uit van functiebeperkingen of bewegingsbeperkingen en blokkades, maar van de stand van de wervels in een drie dimensionaal assenstelsel, de longitudinale-, de saggitale- en de transversale as. Sickesz stelde vast dat veel klachten van het bewegingsapparaat te maken hebben met kleine, corrigeerbare afwijkingen in de wervelkolom, het bekken en andere gewrichten. Kenmerkend voor orthomanuele geneeskunde, ook wel methode Sickesz genoemd, is de aandacht die besteed wordt aan de stand van het bekken. Veranderingen in het bekken en sacrum hebben namelijk een verstorende invloed op de gehele wervelkolom, de heupen, de kniegewrichten, de benen en de schouders. Bekken en wervelkolom bestaan uit een keten die nauw met elkaar verbonden is door spieren, ligamenten en zenuwen. Hoe deze neurogene verbanden exact klachten veroorzaken van orgaansystemen is nog grotendeels hypothetisch. Zie hiervoor het hoofdstuk Hypothese en Verklaringsmodel

ORTHOMANUELE GENEESKUNDE IN DE PRAKTIJK

INDICATIE

Er is een brede indicatie voor orthomanuele behandeling. We onderscheiden een tweetal categorieën, namelijk directe klachten en indirecte klachten van interne of neurologische aard. Directe klachten:

  • -Rugklachten, nekklachten, hoofdpijnklachten.
  • -Onbegrepen pijn en functieklachten van perifere gewrichten zoals;
  • -stijfheid -bewegingsbeperking en pijn,
  • -cervicobrachialgie,
  • -repetitive strain injurie (rsi),
  • -post whiplash syndroom,
  • -elleboogklachten,*-polsklachten.
  • -Radiculaire klachten.

Indien geen operatieve ingreep geïndiceerd is. Indirecte klachten van interne en neurologische aard:

  • -Onbegrepen cervicogene hoofdpijn,
  • -Migraine,
  • -Ribklachten, en precordiale pijnklachten,
  • -Hartkloppingen, ademhalingsklachten en buikklachten.

CONTRA-INDICATIE

Behandeling is gecontraïndiceerd bij patiënten met;

  • -metastases, een fractuur of een bacteriële infectie in de wervelkolom.
  • -HNP met uitvalsverschijnselen.

Relatieve contra-indicaties;

  • -Congenitale afwijkingen,
  • -Osteoporose,
  • -Psycho-sociale dysbalans,
  • -Ernstige immobiliteit vanwege ziekte of ouderdom. Hierbij heeft behandeling weinig zin

vanwege het verstoorde zelfherstellend vermogen van de patiënt door de afgenomen beweeglijkheid. Een ver gevorderde leeftijd hoeft in principe geen belemmering te zijn voor behandeling.

VERWIJZING

U kunt patiënten rechtstreeks verwijzen naar een orthomanueel arts. Er zijn momenteel meer dan 60 artsen in Nederland die deze geneeswijze toepassen. Uw patiënt kan telefonisch contact opnemen voor een afspraak met de arts bij hem of haar in de buurt. Het is mogelijk, afhankelijk van de drukte, dat er een wachtlijst is voor nieuwe patiënten. Alle orthomanueel artsen zijn geregistreerd in het NRMG en aangesloten bij de VAOMG. Na het afsluiten van de behandeling wordt aan de verwijzer schriftelijk terug gekoppeld. Indien gewenst wordt op verzoek ook telefonisch terug gekoppeld en is tussentijds overleg mogelijk. Voor collega’s bestaat altijd de mogelijkheid om een dagdeel met een orthomanueel arts “mee te lopen”.

ANAMNESE

Het eerste consult bij een orthomanueel arts duurt ongeveer 40 minuten. In deze tijd vindt er een uitgebreide anamnese plaats waarbij niet alleen gevraagd wordt naar klachten van het bewegingsapparaat maar ook naar andere klachten. De aangeboden problematiek wordt differentiaal diagnostisch beoordeeld en er wordt systematisch aandacht besteed aan het zoeken naar klachtpatronen, verbanden, duur van de klachten, patroon van progressie, radiculatie en lokalisatie. Een belangrijk onderdeel vormt eveneens het beoordelen van de behandelmogelijkheden of onmogelijkheden en de noodzaak andere hulpverleners in te schakelen.

LICHAMELIJK ONDERZOEK

Na de anamnese volgt een gestandaardiseerd lichamelijk onderzoek waarbij gebruikgemaakt wordt van medische technieken zoals inspectie, palpatie, orthopedisch en neurologisch onderzoek. Dit onderzoek is sterk geprotocolliseerd en wordt door iedere orthomanueel arts op identieke wijze uitgevoerd. Van elk type afwijking is beschreven hoe het onderzoek dient plaats te vinden. Dit betreft de houding van de patiënt, houding van de onderzoeker, manier van inspectie en palpatie. Hierdoor zijn de resultaten uitwisselbaar en is onderlinge vergelijking mogelijk. Omdat de oorsprong van klachten niet alleen lokaal veroorzaakt kan worden, beperkt het onderzoek zich niet alleen tot de lokaal beschreven klacht maar zal het gehele houdings- en bewegingsapparaat onderzocht worden. Vaak is er sprake van een ongelijke stand van het bekken door dysfunctie of blokkering van de sacro-iliacale gewrichten. Deze afwijkende stand is te traceren door beiderzijds de bekkenrand te palperen. Respectievelijk wordt er onderzoek gedaan naar afwijkingen van het sacrum, de lumbalethoracale- en cervicale wervelkolom waarbij gelet wordt op specifieke kleine standsafwijkingen. Deze standsafwijkingen worden door Sickesz (17) beschreven in haar boek klinische orthomanipulatie voor huisartsen en specialist.


BEHANDELPLAN

De orthomanuele diagnose is geen regulier medische diagnose. In de diagnose wordt voor iedere wervel of gewricht uitgebreid beschreven welke asymmetriëen aangetroffen worden. Aan de hand hiervan wordt een behandelplan opgesteld. Veelal is goed in te schatten hoeveel behandelingen nodig zijn. Meestal zijn er 4-8 behandelingen nodig om de 1 tot 3 weken. In iedere sessie wordt steeds een gedeelte van de wervels behandeld. Niet alle wervels kunnen tijdens een behandelsessie gecorrigeerd worden. Na de laatste behandeling wordt een herstelperiode ingelast en na 3 maanden volgt een controle. Soms zijn dan nog enkele correcties noodzakelijk. Soms wordt er niet of nog niet tot behandeling over gegaan bijvoorbeeld wanneer er nader onderzoek nodig is. In die situatie wordt doorverwezen naar een andere deskundige.

BEHANDELING

De orthomanuele behandeling verloopt systematisch. Volgens het protocol, wordt begonnen om iedere wervel manueel te corrigeren door middel van kleine gerichte mobilisaties. Dit is geen manipulatie. Correctie vindt plaats door een vibrerende druk in de juiste richting uit te oefenen. De patiënt dient tijdens de behandeling steeds in wisselende houdingen te gaan liggen. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende behandelkussens om de wervelkolom in de juiste positie te kunnen corrigeren. Gemiddeld duurt ieder vervolgconsult 20 tot 30 minuten.

BIJWERKINGEN

De eerste tijd na de behandeling kan de patiënt meer pijn ervaren in de gehele wervelkolom. Meestal duurt deze reactieve pijn een paar dagen, soms langer. Patienten ervaren vaak vermoeidheid, spierpijnen, een beurs gevoel, pijn in het gehele lichaam. Bij belasten kan de pijn tijdelijk toenemen. Meestal duurt dit een paar dagen. Ook bij verkoudheid, griep, menstruatie, weersveranderingen en algemene malaise kan de fysieke gevoeligheid toenemen waardoor een tijdelijke toename van de klachten wordt ervaren.

VERGOEDING

De meeste zorgverzekeraars vergoeden orthomanuele geneeskunde geheel of gedeeltelijk. Er zijn onderling veel verschillen. Patiënten raden we aan hierover vooraf contact op te nemen met de zorgverzekeraar. Orthomanuele geneeskunde wordt door verzekeraars ingedeeld bij de alternatieve geneeswijzen. Dit heeft deels te maken met de vergoedingsfeer van zorgverzekeraars en de indeling in de zorgpakketten. Ook historisch gezien stond manuele geneeskunde in zijn algemeenheid, en orthomanuele geneeskunde in het bijzonder, altijd al naast reguliere geneeskunde.Deze controverse bestaat voor een deel nog steeds, mede vanwege het feit dat orthomanueel geneeskundige begrippen regulier niet gangbaar zijn. Adressen van zorgverzekeraars kunt u vinden op de internetsite van de VAOMG, [1]. Via deze site is er een link naar het register van de NRMG waar u de adressen van de ortho-manueel artsen kunt vinden.

WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

Er is tot op heden weinig gepubliceerd over orthomanuele geneeskunde. Dit heeft vooral te maken met de beperkte omvang en middelen van de groep orthomanueel artsen. Bovendien is er op het gebied van wetenschappelijk onderzoek weinig samenwerking met anderen Er is alleen samenwerking met manuele geneeskundigen vanwege het unieke karakter van de orthomanuele geneeskunde. Daarnaast kost effectonderzoek aan de hand van gangbare onderzoekstechnieken veel tijd en energie. Wel is er relatief veel literatuur voorhanden over aanverwante vakgebieden zoals neurologie, orthopedie, chiropraktie en manuele geneeskunde. Uit deze literatuur blijkt een relatie met de orthomanuele geneeskunde. In de orthomanuele geneeskunde is immers een cruciale rol weg gelegd voor de stand van het bekken en de wervelkolom. Uit niet orthomanuele literatuur blijkt dat de bekkenverwringing een veel voorkomende oorzaak is voor het ontstaan van lage rugproblematiek. (Lewitt 9) Dit is een bevestiging van het orthomanuele principe van het verwrongen bekken, dat er eveneens van uitgaat dat dit een belangrijke oorzakelijke factor is voor het ontstaan van rugklachten. Dit geldt niet alleen ten aanzien van lage rugproblematiek, maar ook ten aanzien van de gehele wervelkolom. Op grond van onderzoek is nog geen relatie gelegd tussen bekkenafwijkingen en klachten van de gehele wervelkolom alhoewel er in de literatuur diverse indirecte aanwijzingen zijn voor het werkingsmechanisme van de orthomanuele geneeskunde. In hypothese en verklaringsmodel wordt dit verder uitgewerkt.

  • In 1990 werd door de orthomanueel artsen Albers en Keizer (2) een effectstudie gedaan naar

de waarde van de orthomanuele geneeskunde. Ze promoveerden op dit onderzoek. In een groot prospectief beschrijvend onderzoek naar het welzijn van 1944 behandelde patiënten, werd bij 70% een positief effect gevonden. De onderzoekers vonden verbetering van rugnek- en hoofdpijnklachten. Opvallend was ook dat klachten van andere aard, zoals duizeligheid, hartkloppingen en buikklachten, afnamen. Patiënten met een aangetoonde hernia in de lage rug reageerden eveneens gunstig. Dit was van toepassing, zowel voor de patiënten die nog niet geopereerd waren als voor patiënten die geopereerd waren maar nog steeds klachten hadden. In 2002-2003 werd onder supervisie van de Bie (26), werkzaam in het Academisch Ziekenhuis Maastricht, een klein effectonderzoek verricht door de orthomanueel artsen, Lindroos en Nix (26). Het ging om een gerandomiseerde cross-over trial onder 44 patiënten. De vraagstelling was of orthomanuele behandeling tot afname van de beperkingen bij patiënten met aspecifieke chronische lage rugklachten leidt. Daarnaast was een vraag of de behandeling invloed heeft op de pijnbeleving bij dezelfde patiënten groep. De resultaten van het onderzoek waren significant positief.

  • Op dit moment vindt er een overzichtstudie plaats door orthomanueel arts Schuller (15) naar

de effecten van verschillende behandelwijzen. Hij vergelijkt in dit onderzoek orthomanuele geneeskunde met chiropraktie, osteopathie en manuele geneeskunde.

  • Samen met het EMGO- instituut van de VU te Amsterdam, onder leiding van professor

Bouter, is in 2000 een vooronderzoek gestart naar de mogelijkheden van een prospectief effectonderzoek naar huidige maatstaven. In deze pilotstudy, die inmiddels is afgerond, werd een opzet gemaakt om een kosten effectief vergelijkend onderzoek te doen naar de behandeling van aspecifieke chronische lage rugklachten tussen chiropractoren, manueel therapeuten en orthomanueel artsen.Een dergelijk prospectief onderzoek, een zogenaamde Randomized Clinical Trial is enig in zijn soort omdat niet eerder manuele technieken met elkaar zijn vergeleken in een studie. Dit onderzoek zal 4 jaar duren.

EFFECT

Uit het voorgaande blijkt dat een groot percentage patiënten positieve resultaten ervaart van de orthomanuele behandeling. Orthomanueel artsen weten dat deze manier van behandelen bij veel patiënten klachtenreductie teweeg brengt. Positieve ervaringen van patiënten en orthomanueel artsen zijn in de medische wetenschap echter onvoldoende bewijs voor het effect van deze geneeswijze. In de loop van komende jaren zal er dan ook nog veel aandacht besteed moeten worden aan onderzoek naar de effecten van de orthomanuele geneeskunde zodat er een bredere wetenschappelijke basis voor deze behandelwijze ontstaat. Het effect op de wervelkolom van orthomanuele correctie wordt beschreven in voorgaande alinea. Hieruit blijkt dat ongeveer 70% wel een positief effect ervaart van de behandeling en 30% niet. Meerdere factoren, zoals leeftijd, conditie, chroniciteit van de klachten, voedingstoestand en emotionele stabiliteit, blijken een rol te spelen in het herstelproces. Vanwege deze bijkomende factoren kan het effect van de behandeling soms langer op zich laten wachten, zelfs tot een half jaar na de behandeling. Bij het nastreven van een adequaat herstelproces is eveneens van belang dat de patiënt fysiek actief blijft.

HYPOTHESE EN VERKLARINGSMODEL

Bij de beschrijving van het orthomanuele verklaringsmodel wordt gebruik gemaakt van hypotheses. Deze dienen als begripskader ter verklaring van het werkingsmechanisme.

HET SYMMETRIEPRINCIPE

In de orthomanuele geneeskunde zijn begrippen als bekkenscheefstand, scheef, recht en blokkade goed hanteerbare werkdiagnoses. Bij regulier geneeskundigen zijn deze begrippen echter minder gangbaar. De achterliggende filosofie van de orthomanuele geneeskunde is dat het houdings- en bewegingsapparaat embryologisch symmetrisch van aanleg is. “In de orthomanuele geneeskunde wordt er van uit gegaan dat een symmetrisch organisme optimaal in staat is zijn evenwicht te handhaven ten opzichte van een asymmetrisch organisme. Indien er een asymmetrische kracht uitgeoefend wordt zal er heterolateraal een compensatiereactie optreden die de integriteit van het organisme in stand houdt. Deze compensatiereactie kost extra energie van weefsels. Bij chronisch aangrijpen van deze asymmetrische kracht zal het organisme zich gaan aanpassen door hypertrofie of hypotrofie van weefsels. Deze belasting zal redelijk gecompenseerd worden omdat de belasting als fysiologisch ervaren wordt. Indien de belasting te lang of te frequent aanwezig is, zullen de compensatiemogelijkheden afnemen waardoor op den duur beperkingen en klachten ontstaan. Chronische klachten leiden tot gedragverandering. Aangedane structuren worden ontzien hetgeen tot een verdere functieverslechtering kan leiden. Indien de symmetrie van het organisme niet hersteld wordt, persisteren de klachten en zal er een chronisch klachtenbeeld ontstaan waarbij pijn, vermoeidheid, functiebeperking, bewegings- en belastbaarheidsafname en zelfs psychische dysbalans kenmerkend zijn” (Hogezand6 en 7). Genoemde afwijkingen in de wervelkolom kunnen ontstaan wanneer er plotseling grote krachten op het lichaam inwerken. Dit kan gebeuren bij sporten zoals judo, karate, voetballen en skiën. Maar ook ballet, turnen en sommige vormen van yoga kunnen functiestoornissen in de wervelkolom veroorzaken. Ook bij onschuldig lijkende gebeurtenissen kunnen afwijkingen in de wervelkolom optreden. Denk maar eens aan vallen, verkeerd tillen, stoten tegen het hoofd, stoeien en dergelijke. Deze ongelukjes kunnen bovendien op elke leeftijd optreden.

HET VERWRONGEN BEKKEN

In voorgaande alinea werd de algemene symmetrie gedachte in de orthomanuele geneeskunde beschreven maar vooral symmetrie in de stand van het bekken is in de orthomanuele geneeskunde belangrijk, dit heeft namelijk een grote invloed op de gehele wervelkolom. Bekkenasymmetrie is een synoniem voor bijvoorbeeld verstoorde balans, bekkenverwringing of sacro-iliacale blokkering. Om de woordkeuze eenduidig te houden zal verder in de tekst steeds het woord bekkenverwringing gebruikt worden. Het bekken en sacrum vormen de basis van het gehele steunapparaat. De wervelkolom rust op het sacrum en het sacrum op zijn beurt rust met beide sacro-iliacale gewrichten in het bekken. De stand en beweeglijkheid van het bekken wordt voor een deel bepaald door de sacroiliacale gewrichten. Deze gewrichtsvlakken ondervinden een behoorlijke druk (Nachemson 12 en 13) daar het sacrum als een wig tussen de beide ossa ili ingeklemd zit. Op de beide gewrichtsvlakken bevinden zich richels waardoor een onregelmatig oppervlak ontstaat. Deze richels zorgen voor de stabiliteit in de sacro-iliacale gewrichten en voorkomen afglijden naar caudaal. Ondanks de richels en de druk hebben de sacro-iliacale gewrichten een geringe beweeglijkheid van 2-8 graden zo blijkt uit onderzoek van Pool, Goudswaard et al (14) De grootte en het aantal richels op de oppervlakken van de sacro-iliacale gewrichten kunnen variëren. Hoe gladder het oppervlak des te groter de kans op eenzijdig afglijden van het sacrum. Ook Lewit (9) geeft in een onderzoek naar de bekkenverwringing aan dat de sacroiliacale blokkering vaak gepaard gaat met bekkenstand veranderingen. Bij het diagnosticeren van een echte bekkenverwringing is het volgens Lewit van belang dat deze afwijking gepaard gaat met klachtenpresentatie. Vooral iliacale pijnsensatie in combinatie met een bekkenverwringing kan gezien worden als een trigger point en is een belangrijk teken voor het ontwikkelen van lage rugproblematiek zo blijkt ook uit onderzoeken van Maigne en Maigne (10). De bekkenverwringing waarbij het sacrum naar een zijde afglijdt veroorzaakt waarschijnlijk een afgenomen beweeglijkheid en druktoename waardoor bij lichamelijk onderzoek een bekkenverwringing en pijnsensatie waargenomen wordt. Wanneer het sacrum eenzijdig afglijdt zal de wervelkolom eveneens een standsverandering ondergaan. De grootste spanningen ontstaan in de lumbo-sacrale overgang. Indien deze afwijking niet gecorrigeerd wordt, zal op den duur de gehele wervelkolom een standsverandering ondergaan met uitbreiding van de spanningsklachten en pijnsensatie. Deze zo genaamde compensatoire scoliose wordt veroorzaakt door een compensatiemechanisme van de wervelkolom waarbij onder invloed van de hersenen en de efferente en afferente zenuwbanen de wervelkolom neuroreflectoir de ontstane dysbalans tracht te compenseren. Wanneer deze compensatie reactie in de wervelkolom langere tijd noodzakelijk is vanwege de bekkenverwringing, zal de wervelkolom gefixeerd raken en zich niet meer op eigen kracht kunnen herstellen. Meerdere facetgewrichten raken geblokkeerd en keren niet meer spontaan terug naar hun neutrale stand. Een onderzoek van Bogduk en Jull (3) geeft een theoretische verklaring over het ontstaan van deze blokkeringen. Wanneer de sacro-iliacale gewrichten en de facetgewrichten van meerdere wervels eenmaal geblokkeerd zijn, kunnen diverse structuren zoals discus, ligamenten en kapsulaire structuren geprikkeld raken waardoor spierspanningen en zeurende pijnklachten in de gehele wervelkolom ontstaan. Tevens treden er op den duur vermoeidheidsklachten op, enerzijds vanwege de chronische pijnklachten anderzijds vanwege de voortdurende pogingen van de wervelkolom om een zo optimaal mogelijke houding te handhaven. Klachten die veroorzaakt worden hebben aanvankelijk een lokaal karakter, ze ontstaan ter plekke van de functieverstoringen. Dit komt waarschijnlijk door activering van de nociceptoren en proprioceptoren in geprikkelde ligamenten, pezen, kapsel of veranderde drukverhoudingen in de anulus fibrosus. Eveneens zal prikkeling van de gewrichtsvlakjes, pezen, spieren en periost lokale klachten veroorzaken, uit onderzoek van McGuckin (11) blijkt dat hoog thoracale wervel afwijkingen de oorzaak kunnen zijn van hoofdpijn-, schouder-, arm- en handklachten. Bekken en wervelkolomafwijkingen zoals in de vorige alinea beschreven, kunnen naast lokale klachten ook nog andere meer diffuse klachten veroorzaken. Zo kan er prikkeling optreden van zenuwbanen op segmentaal niveau en op multisegmentaal niveau. Een locale prikkeling kan op segmentaal niveau klachten veroorzaken. Dit heeft te maken met de embryologische ontstaansgeschiedenis van de verschillende weefsels. Deze segmentale indeling veroorzaakt een gemeenschappelijk gebruik van opstijgende afferente zenuwbanen van weefsels die tijdens de embryonale fase bij elkaar hoorden. Prikkeling van het ene weefsel kan klachten in het andere veroorzaken, referred pain. Bijvoorbeeld pijn tussen de schouderbladen bij galblaasproblematiek. In een onderzoek van Dunnen en Verbeek (5) wordt beschreven dat buikklachten veroorzaakt kunnen worden door afwijkingen in de elfde thoracale wervel. Wanneer meerdere segmenten geprikkeld raken kunnen er, eveneens op multisegmentaal niveau, klachten ontstaan. De afferente zenuwbanen van de nervus vagus spelen hierin een rol. De nervus vagus ontvangt impulsen uit diverse segmenten en orgaansystemen en kan hierdoor op meerdere niveaus geprikkeld raken en klachten veroorzaken. Onderzoeken van Cranenburgh (4) en Kunert (8) ) beschrijven in een aantal onderzoeken diverse segmentale en multisegmentale verschijnselen.

WERKINGSMECHANISME ORTHO-MANUELE CORRECTIE

De orthomanuele correctie poogt de anatomische neutrale stand van de gewrichten te herstellen. Tijdens de correctie wordt er een kleine verandering teweeg gebracht in de positie van de gewrichtsvlakken. Dit gebeurt op meerdere plaatsen in een specifieke volgorde verdeeld over een aantal sessies. De combinatie van de correcties veroorzaakt waarschijnlijk een of meerdere lokale reactie(s) in de nociceptoren die daarna neuroreflectoir cerebraal geregistreerd worden. De efferente feedback, waarbij de oppervlakkige en diepe rugspieren aangestuurd worden veranderen daardoor van tonus waardoor een verandering in de positie van de wervels plaatsvindt. Dit proces vindt waarschijnlijk op segmentaal niveau plaats en is autonoom. Zie eveneens fysiologie boek, Guyton.

SYMMETRIE CONTROVERSE

Wat is symmetrie? Onderzoek wijst uit dat er zoals altijd uitzonderingen zijn op deze regel! Maar zijn dit dan de uitzonderingen die de regel bevestigen? Is lichamelijke symmetrie wel noodzakelijk om klachtenvrij door het leven te gaan? Het begrip symmetrie is duidelijk een controversieel begrip in de geneeskunde en is vaak onderwerp van discussie want er zijn genoeg anatomische varianten in de wervelkolom en de perifere gewrichten die dit orthomanueel kernbegrip ogenschijnlijk tegenspreken. Bijvoorbeeld spondylolisthesis, afwijkende processi spinosi, ongelijke gevormde crista iliaca, lumbalisatie, sacralisatie, en atlas asymmetrie om de meest voorkomende te noemen. Anatomische varianten of afwijkingen, zo blijkt uit literatuuronderzoek van orthomanueel arts Seebregts (16) komen regelmatig voor. Ook uit onderzoeken van Lewit (9) blijkt dat een afwijkende symmetrie in de vorm van een pathologische bekkenverwringing altijd gepaard gaat met pijnsensatie. Dit gegeven is een belangrijk diagnostisch criterium, om te differentiëren tussen een anatomische variant of een afwijkende stand. Röntgenologisch onderzoek kan hier eveneens uitkomst bieden.


OMG EN ANDERE THERAPIEVORMEN

Er zijn grote verschillen met andere vormen van therapie zoals fysiotherapie, chiropraktie, manueel therapie, McKenzie- of Cesar therapie. In de overzichtstudie van de orthomanueel arts Schuller (15), die in de loop van 2004 nog gepubliceerd wordt, komen de effecten van de afzonderlijke behandelwijzen zoals chiropraktie, osteopathie, manueel therapie aan de orde. Navolgende punten zijn op dit moment het meest in het oog springend.

  • De orthomanuele geneeskunde wordt alleen uitgevoerd door artsen die zich gespecialiseerd

hebben op dit gebied. Een arts heeft overzicht over het gehele scala van patho-fysiologische processen. Bevindingen worden differentiaal diagnostisch geïnterpreteerd.

  • Onderzoek en behandeling zijn in hoge mate gestandaardiseerd en geprotocolleerd waarbij de

wervelkolom in een specifieke volgorde wordt behandeld afhankelijk van de onderzoeksresultaten.

  • Er wordt gebruik gemaakt van mobilisatietechnieken waarbij behandeld wordt in het normale

bewegingstraject van het gewricht. Bij andere therapievormen wordt veelal gebruik gemaakt van manipulatie technieken waarbij in de eindstand van een gewricht behandeld wordt en bandapparaat en kapsel uitgerekt kunnen worden.

TOT SLOT

In principe is het menselijk lichaam embryologisch symmetrisch aangelegd, de beide ossa ili, zijn min of meer hetzelfde vormgegeven, niet identiek. Het bekken en sacrum vormen de basis van het gehele steunapparaat. Naast de drukverdeling in de sacro-iliacale gewrichten, blijken de oneffenheden van deze gewrichten eveneens van belang te zijn voor de stabiliteit. Hoe gladder het oppervlak des te groter de kans op afglijden van één van de gewrichtsvlakken waardoor een verstoorde balans kan optreden. Indien de standen van de sacro-iliacale gewrichten symmetrisch zijn, met andere woorden niet afgegleden, is de drukverdeling optimaal en zal het bekken niet verwringen. Wanneer dit wel gebeurt kunnen rugklachten ontstaan. Dit is een belangrijk uitgangspunt in de orthomanuele geneeskunde. Zoals in het begin al werd aangegeven kan in plaats van een asymmetrische gewrichtsstand ook geschreven worden verstoorde balans, verwringing of blokkering. Niet alleen de symmetriegedachte bepaalt het orthomanueel handelen. Orthomanuele correctie vindt slechts plaats wanneer er voldaan is aan een aantal criteria zoals klinische presentatie, historie van de klachten, progressie, lokalisatie en pijnsensatie. Naast een uitgebreide anamnese naar de klinische presentatie van de klachten vindt een uitgebreid lichamelijk onderzoek plaats. Het totale beeld vormt de klinische presentatie van een corrigeerbare bekkenverwringing die veelal gepaard gaat met een specifieke anamnese, klachtenpresentatie, pijnsensatie en specifieke wervelkolomafwijkingen en of gewrichtsafwijkingen.


LITERATUUR

  • 1--Andersson, BJ et al, The influence of backrest inclination and lumbar support on lumbar

lordosis. Spine 452-58, 1979. Dit artikel gaat over de ondersteuning van de lendenlordose en de rugbelasting bij zitten in een hellende houding.

  • 2--Alberts, JWB en Keizer, ED, Een onderzoek naar de waarde van orthomanuele

geneeskunde. Proefschrift. Uitgever, Eburon Delft 1990. isbn 90-5166-178-9. Proefschrift van

  • 2 ortho-manueel artsen naar de effecten van de orthomanuele geneeskunde. Dit artikel is ook

beschreven onder het kopje wetenschappelijk onderzoek.

  • 3--Bogduk, N en Jull, G, De pathofysiologie van de acute LWK Blokkering. Vertaald uit

Manuelle Medizin 1985 23:77-81. Het onderzoek van deze onderzoekers geeft een theoretische verklaring van de pathofysiologie van wervelblokkeringen. Ze noemen als verklaring de wervelmeniscus extrapment en intradiscale nucleus verschuiving als meest voor de hand liggende oorzaak. De gangbare gedachte dat een subluxatie in de gewrichten de blokkering veroorzaakt is volgens dit onderzoek minder waarschijnlijk.

  • 4--Cranenburg, B van, Segmentale verschijnselen. Theoretische achtergronden en

praktische toepassingen voor huisarts en fysiotherapeut. Bohn Scheltema & Holkema 1987 In dit onderzoek wordt er een verband aangetoond tussen lichamelijke klachten en de segmentale verdeling. Veel onbegrepen klachten zijn terug te voeren naar afwijkingen in een bepaald segment, wervelafwijkingen, blokkades worden vaak als oorzaak gezien.

  • 5--Dunnen, WFA en Verbeek PCM, Buikpijn door beklemde zenuw, Nederlands tijdschrift

voor Geneeskunde 13-03-1999, 143, 11. Deze auteurs zijn van oorsprong chirurg en in hun onderzoek bleek eveneens dat sommige aspecifieke buikklachten veroorzaakt werden door afwijkende wervel en ribstanden.Vooral de elfde thoracale wervel werd onderzocht in dit verband.

  • 6--Hogezand, M van, De alternatieve manueel geneeskundige diagnose.

Artikel tijdschrift manuele geneeskunde, 1/2004. Zie artikel onder kopje hypothese en verklaringsmodel OMG.

  • 7--Hogezand, M van, referaat orthomanuele geneeskunde, 20 april 2004. Zie (6)
  • 8--Kunert, W Wirbelsaule, Vegetatives Nervensysteem und Innere Medicin.

Uitgever F. Enke Verlag, Stuttgart, 1963 en 1978. Deze beschrijft evenals Cranenburg een aantal onderzoeken waarbij diverse segmentale verschijnselen verklaard kunnen worden vanuit afwijkingen in de wervelkolom. Sickesz heeft onderzoeken van deze auteur deels verwerkt in de orthomanuele theorie. In een aantal boeken van Sickesz wordt naar deze auteur verwezen, bijvoorbeeld in het boek klinische orthomanipulatie voor huisarts en specialist.

  • 9--Lewit, K, Beckenverwringung und iliosakralblockiering, Manuelle Medizin, 1987, 25:64-

70. Dit artikel beschrijft de bekkenverwringing veroorzaakt door blokkering van het sacroiliacale gewricht. Om een bekkenverwringing te diagnostiseren is het van belang dat er naast een standsverandering ook een klachtenbeleving aanwezig is.

  • 10--Lindroos, S en Nix, R, Bie, de, Academisch Ziekenhuis Maastricht, effectonderzoek naar

de waarde van de orthomanuele geneeskunde. 2003. In dit onderzoek onder 44 patiënten wordt een positief effect van orthomanuele geneeskunde gemeten. De uitkomsten komen overeen met het grote effectonderzoek van Alberts en Keizer.

  • 11--Maigne, JY en Maigne, R, Het trigger point van de dorsale crista liaca : pijnlijke insertie

van het ligamentum iliolumbale, Archives of physical medicine en rehabilitation 1991, 72, 734-737. Dit artikel beschrijft de pijnsensatie veroorzaakt door een afwijkende stand van het bekken waardoor er rek op de iliolumbale banden ontstaat.

  • 12--McGuckin, Het Th4-syndroom, Spine, 18-25, 1985. Dit onderzoek toont aan dat hoog

thoracale afwijkingen in de wervelkolom de oorzaak kunnen zijn van hoofdpijn-, schouder-, arm- en handklachten.

  • 13-- Nachemson, AL, The lumbar spine, an orthopaedic challenge. Spine, 1:59, 1976

Zie aantekening bij nummer 13

  • 14-- Nachemson, AL Spine 2001. Dit is een bekende onderzoeker die al veel baanbrekend

onderzoek op dit gebied heeft gedaan. Deze onderzoeker heeft onder andere onderzoek gedaan naar de drukverdeling in lumbale tussenwervelschijven. Uit drukmetingen in de derde lumbale discus, blijkt dat de druk buitengewoon groot is. Bij flexie van de wervelkolom neemt de druk exponentieel toe. Zo heeft hij de drukken gemeten in fysiologische omstandigheden zoals bij staan, zitten, buigen, dragen, tillen ed.

  • 15--Pool, AL Goudswaard, Een oorzaak van aspecifieke lage rugklachten, Nederlands

Tijdschrift voor Manuele Therapie, vol 15, 1996- nummer 2. In dit onderzoek wordt beschreven dat richels in de sacro-iliacale gewrichten van invloed zijn op de kans dat deze gewrichten disloceren. Door de richels wordt het afglijden tegengegaan. In dit kader spreken de auteurs ook over het stabiliserend vermogen van de sacro-iliacale gewrichten. Samen met wigvorm noemen ze dit de vormsluiting.

  • 16-- Schuller, W, Overzichtstudie naar de effecten van de afzonderlijke behandelwijzen zoals

chiropraktie, osteopathie, manueel therapie. Dit onderzoek dient nog gepubliceerd te worden en kan een goede aanvulling zijn van het hoofdstuk OMG en andere therapievormen.

  • 17--Seebregts, L, diagnostieken afwijkende anatomie. Een overzicht van anatomische

afwijkingen van de craniovertebrale en lumbosacrale overgang en de gevolgen voor de diagnostiek binnen de orthomanuele geneeskunde. scriptie 2003. Dit literatuuronderzoek gaat over de diverse anatomische varianten die bij lichamelijk onderzoek de onderzoeker op een verkeerd been kunnen zetten. Het betreft afwijkingen die lijken op corrigeerbare standsafwijkingen.

  • 18--Sickesz, M, Klinische orthomanipulatie voor huisarts en specialist.

Uitg.: Ankh-Hermes bv- Deventer 1986, isbn 90-202-5182-1. Boek waarin een overzicht gegeven wordt van de meest voorkomende orthomanuele afwijkingen. Goed leesbaar en te gebruiken door de huisarts.

  • 19--Sickesz, M, orthomanipulatie deel I Diagnostiek van de behandeling van afwijkingen

in de stand van wervels en gewrichten. Uitg: Stafleu’s Wetenschappelijke Uitgeversmaatschappij, Alphen a/d Rijn, 1981. Boek waarin de orthomanipulatie specifiek beschreven is voor artsen ortomanuele geneeskunde. Artikelen als aanvulling gebruikt maar niet aan te raden om te gebruiken als literatuur voor niet deskundige professionals.

  • 20--Sickesz, M, Mijn rug, goed reiken, bukken, tillen.

Uitgever.: Ankh-Hermes bv-Deventer 1981, isbn 60-202-5058-2. Interessant boekje voor huisartsen en geïnteresseerde leken.

  • 21--Veen, AC van der, patiënten folder. Informatie is verwerkt in concept brochure.
  • 22--Waddel, G, Low Backpain: A twenthieth century health care enigma.

Spine 1996,21,1820, PMID 9112705. Mogelijkheden en onmogelijkheden van de chiropraktie.

  • 23--Yukawa, Y, Groin pain associated with lower lumbar disc herniation. Spine volume 22,

nummer 15, 1736-1740, 1997. In dit onderzoek wordt beschreven dat naarmate de leeftijd vordert meer klachten van diffuse lage rugklachten optreden. Bij hogere leeftijd zijn de klachten minder specifiek en gelokaliseerd. Tevens is de aard van de pijnklachten minder uitgesproken en er komen minder lumbo-sacrale HNP’s voor en meer lumbale HNP’s.

  • 24--Auteur onbekend, Manipulation en mobilisation of the cervical spine.

Spine 1996, 21, nummer 15,1746. Overzichtsartikel betreffende manueel geneeskundige behandeltechnieken.

Zie ook: