Osteogenesis Imperfecta

Uit Wikifysio
Ga naar: navigatie, zoeken

Osteogenesis Imperfecta

Inleiding

Osteogenesis Imperfecta is een erfelijke aangeboren aandoening van het bindweefsel. Meestal wordt de afkorting O.I. gebruikt. Het meest opvallende kenmerk is de grote breekbaarheid van het skelet. Door een kleine oorzaak, zoals een niesbui of een plotse beweging kan een botbreuk ontstaan. Letterlijk vertaald betekent Osteogenesis imperfecta: onvolmaakte botvorming. Deze aandoening is zo variërend in vorm dat er een grote verscheidenheid bestaat in gradatie van deze aandoening.

RX-beenderen-OI.jpg Röntgenfoto beenderen OI


Welke types onderscheid men?

OI.JPG

TYPE I A:

Dit is de meest voorkomende vorm. De verschijnselen zijn:

  • Breekbare botten. De mate van breekbaarheid kan per persoon sterk verschillen. Gemiddeld zijn er minder breuken dan bij de andere types.
  • Blauw oogwit.
  • De breuken ontstaan meestal pas na het eerste levensjaar en ze komen dus zelden voor bij de geboorte.
  • Bij ongeveer 50% is er sprake van slechthorendheid.
  • De lengte is veelal onder het gemiddelde.
  • De botten groeien meestal maar krom in lichte mate.
  • ‘Wormian bones” röntgenfoto’s laten een “mozaïekschedel” zien.
  • Vaak zijn de gewrichten overbeweeglijk.

Type I B:

Deze vorm is dezelfde als type 1A, maar met als extra verschijnsel gebitsafwijkingen, dentinogenesis imperfecta.

Type II: Dit wordt wel eens de letale of dodelijke vorm genoemd. De verschijnselen zijn:

  • Veel breuken, vaak ook al bij de geboorte.
  • Een week schedeldak, er is vrijwel geen verbening van de schedel.
  • Misvormingen van armen, benen en ribben.
  • Kinderen met deze vorm worden vaak dood geboren of overlijden kort na de geboorte.

Type III:

Deze vorm heeft als verschijnselen:

  • Grote breekbaarheid van de botten.
  • Sterk achterblijven in groei.
  • Kromgroeien van armen, benen en rug.
  • Vaak een relatief groot hoofd met karakteristieke vorm: breed voorhoofd, spitse kin.
  • Bij de geboorte meestal kromme onderbenen.
  • Blauw oogwit, later vaak wit.
  • Soms is er sprake van gehoorverlies.
  • Soms dentinogenesis imperfecta.
  • Veroorzaakt vaak een duidelijke handicap.

Type IV A:

De ernst van deze vorm kan sterk variëren. De verschijnselen zijn:

  • Breekbare botten. De mate van breekbaarheid kan variëren van licht tot ernstig.
  • Kromgroeien, variërend van matig tot ernstig.
  • Het oogwit kan normaal van kleur zijn of aanvankelijk blauw en later wit.
  • Soms is er sprake van gehoorverlies.

Type IV B:

Deze vorm is dezelfde als type IV A, maar met als extra verschijnsel gebitsafwijkingen, dentinogenesis imperfecta.



Erfelijkheid

Osteogenesis imperfecta is een aangeboren en erfelijke aandoening. OI berust meestal op afwijkingen in het erfelijk materiaal, het DNA, in één van de genen die de aanmaak van collageen regelen. Deze genen zijn gelegen op de chromosomen 7 en 17. Erfelijk materiaal wordt van ouder op kind doorgegeven. Zo kan OI dus van generatie op generatie overgedragen worden. In de meeste gevallen is OI dominant erfelijk. Dat betekent dat wanneer iemand OI heeft, bij elke zwangerschap de kans 50% is dat het kind OI heeft. Het maakt daarbij niet uit of iemand zelf de eerste met OI is in de familie of dat hij zijn OI geërfd heeft van één van zijn ouders.

Kindje-OI.jpg Kind met OI

Type I en type IV zijn altijd dominant; type III is dat meestal. In sommige gevallen van type II (en heel soms bij type III) erft OI recessief over. Bij deze vorm van OI bezitten beide ouders het afwijkende gen, maar zij hebben zelf geen OI. De ziekte komt pas tot uiting als het kind van beide ouders het afwijkende gen erft. De kans daarop is 25% bij elke zwangerschap.

Het komt vaak voor dat twee gezonde ouders een kind met OI krijgen, Hoe kan dat? In feite zijn er vier mogelijke oorzaken.

  • Meestal is er sprake van een spontane mutatie. Daarmee wordt bedoeld dat er een afwijking is onstaan in het DNA van net die ene ei- of zaadcel waaruit het kind is ontstaan. Het risico dat zo'n spontane mutatie nog eens optreedt is klein.De meeste gevallen van type II zijn het gevolg van een spontane mutatie.
  • Een andere mogelijkheid is mozaïcisme. In dat geval komt er een afwijkend gen voor in een deel van de cellen van één van de ouders. Hoe groot de kans is dat een kind dan OI krijgt hangt af van het percentage ei- of zaadcellen dat de afwijking heeft.

Mozaïcisme en spontane mutaties komen bij alle typen OI voor.

  • Een derde mogelijkheid is dat het gaat om een recessief erfelijke vorm van OI. Dit komt evenwel niet vaak voor.
  • Tenslotte is het mogelijk dat één van de 'gezonde' ouders eigenlijk wel OI heeft, maar in zo’n licht mate dat het nauwelijks opvalt. Hoe licht ook, het betreft dan wel een dominante vorm van OI, met een herhalingskans van 50%.

Zonder uitgebreid onderzoek is niet vast te stellen of er sprake is van een spontane mutatie, mozaïcisme, een recessieve vorm, of van een heel lichte mate van OI.

Tegenwoordig kan beter onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende typen OI. Dat gebeurt door onderzoek van het collageen -waarvoor een klein stukje huid nodig is- en onderzoek van DNA, waarvoor wat bloed wordt afgenomen. Voor gezinnen waar OI voorkomt, is het belangrijk te weten hoe groot de kans op OI is voor eventuele kinderen of kleinkinderen. Voor informatie daarover kunt u een afspraak maken, via huisarts of specialist, bij één van de erfelijkheidscentra en eventueel onderzoek van collageen en DNA kan daar besproken worden. Ook kan de mogelijkheid bekeken worden van zwangerschap door kunstmatige inseminatie of door IVF (reageerbuisbevruchting).


Verloop

Osteogenesis imperfecta verloopt niet volgens een vast patroon. Veel hangt af van het type OI en de ernst ervan. Ook eventueel kromgroeien en achterblijven van de groei spelen een rol. Verder wordt het verloop beïnvloed door individuele factoren, zoals de manier waarop de omgeving daarop inspeelt, het aantal botbreuken dat iemand oploopt en de genezing daarvan. De breekbaarheid van het bot is niet steeds even groot. Doorgaans is de breekbaarheid het grootst bij kinderen vóór de puberteit, en wordt daarna weer minder. Op latere leeftijd wordt de kans op breuken juist weer groter, als gevolg van Osteoporose (botontkalking). Dit geldt vooral voor vrouwen na de overgang. Ook na een periode van bedrust en inactiviteit is de breekbaarheid groter.


Het optreden van breuken is niet te voorspellen. Iemand met OI kan vallen zonder iets te breken, terwijl hij op een ander moment zonder duidelijke aanleiding iets breekt. Het aantal breuken dat iemand met OI in de loop van zijn leven krijgt, kan heel verschillend zijn. Sommigen breken maar een enkele keer iets maar er zijn ook mensen die meer dan honderd breuken oplopen. Het aantal breuken is niet direct bepalend voor de gevolgen die OI kan hebben. Soms kunnen mensen die tientallen keren iets gebroken hebben goed lopen, terwijl anderen met veel minder breuken krukken of een rolstoel nodig hebben. Er zijn mensen die meer hinder hebben van instabiele gewrichten, dan bijvoorbeeld van het moeilijk een pen stevig vast houden, of ze verzwikken vaak hun enkels. Armen en benen kunnen in de loop der tijd krom groeien, wellicht als gevolg van zeer kleine breukjes die onstaan door de werking van de spieren en door de zwaartekracht. Vooral bij type III komt dit voor. Door breuken kunnen de wervels vervormd raken, zodat de stand van de wervelkolom verandert. Er kan een bolle rug onstaan (kyphose), een holle rug (lordose), een zijwaartse bocht (Scoliose) of een combinatie van deze standafwijkingen.


Bij OI is het bot zachter dan normaal. Als er standafwijkingen zijn van de rug, kan hierdoor ook de vorm van de borstkast veranderen. Vooral bij mensen met type III wordt daardoor soms de ademhaling gehinderd. Wanneer zij daarbij een longonsteking krijgen is dat extra gevaarlijk. Door het zachte bot kan ook de schedel van vorm veranderen. Vooral bij mensen met type III onstaat vaak een typerend breed hoofd met een spitse kin. Bij sommige vormen van OI wordt de schedel als het ware aan de onderkant ingeduwd door de wervelkolom (basilair impressie). In ernstige gevallen kunnen daardoor neurologische klachten onstaan. Er is nog weinig bekend over het verloop van deze vervorming van de schedel.

Mensen met OI zijn in de regel kleiner dan gemiddeld. Bij type III blijft de groei het meest achter. Sommige mensen met deze vorm van OI worden niet groter dan een meter. Slechthorendheid komt veel voor en is soms een ernstiger probleem dan de breekbaarheid. Immers, het slechte gehoor bemoeilijkt de communicatie en dat heeft grote problemen voor het dagelijks leven. Juist bij de vormen van OI die als 'mild' worden beschouwd - met weinig breuken - worden vaak op latere leeftijd de gevolgen duidelijker. Pijn en oververmoeidheid zijn dan vooral de klachten. De meeste mensen met OI kunnen even oud worden als ieder ander. Als de werking van hart of longen belemmerd wordt door ernstige vervormingen van de borstkast kan daardoor soms de levensverwachting minder zijn.

Mensen met OI kunnen dus met een hele serie klachten te maken krijgen. De gevolgen van oude fracturen en gewrichtsafwijkingen veroorzaken vaak pijn. Naarmate de bewegingen minder soepel worden, wordt de angst om te vallen groter. Het risico om daarbij iets te breken kan toenemen, doordat op latere leeftijd vaak botontkalking of osteoporose voorkomt. Veel mensen met OI hebben een gehoorverlies, dat langzaam toeneemt. Zij worden dus dover.

Mogelijke gezondheidsproblemen bij kinderen en volwassenen met Osteogenesis imperfecta:

  • Korte gestalte, zachte weefsels, kwetsbare huid, spierzwakte en lakse gewrichten
  • Bloedingen, kneuzingen en frequente neusbloedingen en in mindere gevallen hevige bloedingen na een kwetsuur
  • Gehoorsverlies kan starten in de kindertijd en is aanwezig bij 50% van de volwassenen
  • Ademhalingsmoeilijkheden, hogere incidentie van astma en risico voor andere longaandoeningen
  • Gekromde wervelkolom

Behandeling

De behandeling focust zich op het minimaliseren van fracturen en het maximaliseren van mobiliteit, zelfstandigheid en algemene gezondheid Op allerlei manieren is geprobeerd osteogenesis imperfecta te genezen. Medicamenten en vitaminen werden gebruikt, zonder succes. Ook nu is er nog geen behandeling die OI kan genezen. De laatste tijd is er veel belangstelling voor bisfosfonaten, die de hoeveelheid bot doen toenemen. Het is echter nog niet duidelijk welke invloed deze stoffen hebben op het bot van mensen met OI. Onderzoek zal moeten uitwijzen of zij de breekbaarheid kunnen verminderen. Omdat genezing nog niet mogelijk is, is de behandeling van OI gericht op het verminderen van de gevolgen en het voorkómen van complicaties. In het algemeen komt de behandeling van fracturen op de eerste plaats. Bij voorkeur zouden de behandelend chirurg, orthopeed en fysiotherapeut ervaring moeten hebben met OI. Maar naast de breuken kan OI nog tal van andere gevolgen hebben. Daarom moet steeds individueel bekeken worden welke hulp nodig is. Soms zijn er problemen met het gehoor of het gebit, is hulp gewenst op maatschappelijk of psychologisch gebied of zijn bepaalde aanpassingen nodig. Bij kinderen zou ook de ontwikkeling begeleid moeten worden. OI vraagt dus om een multidisciplinaire behandeling.

  • Fysische therapie en veilige oefeningen o.a. zwemmen worden aangeraden
  • Taping/ bracing en steunverbanden indien nodig
  • Orthopedische chirurgie, meestal fixatie van de lange beenderen
  • Medicatie ter versterking van het bot
  • Bifosfonaten zoals ©Aredia (pamidronaat), ©Fosamax (alendronaat) or ©Reclast (zoledroninezuur)
  • ©Forsteo (teriparatide injecties) enkel voor volwassenen
  • Groeihormoon
  • Verhoogde vitamine D inname
  • Verhoogde fysieke activiteit



Tandheelkundige hulp

Bij bepaalde typen OI komt een gebitsafwijking voor: dentinogenesis imperfecta (DI). Tanden en kiezen zijn dan minder sterk en het gebit heeft ook een andere kleur, meestal blauw-grijs of bruinig. Doordat het gebit minder sterk is, kunnen tanden en kiezen afbrokkelen en kunnen stukjes glazuur gemakkelijk los laten. Dit geldt zowel voor het melkgebit als voor het blijvende gebit. Door het gebit extra goed te verzorgen en vaker dan gebruikelijk te laten controleren, kan ook een gebit met DI lang mee gaan. Om gaatjes te voorkómen is zorgvulig tandenpoetsen belangrijk, ook tijdens een opname in het ziekenhuis. Goede uitleg en begeleiding zijn daarbij nodig. Kinderen kunnen dan aan hun vriendjes uitleggen dat hun slechte gebit met de afwijkende kleur niet het gevolg is van slecht tandenpoetsen. Soms is correctie van de stand van het gebit nodig. Dit gebeurt door een orthodontist. Als orthodontische behandeling nodig lijkt, is overleg met een in OI gespecialiseerde tandarts aan te raden. Voor informatie over speciale gebits behandeling kunt u kontakt opnemen met de VOI.

Behandeling van gehoorverlies

Slechthorendheid komt vaak voor bij mensen met OI. Meestal wordt de achteruitgang van het gehoor tussen het vijftiende en het dertigste jaar opgemerkt, een enkele keer al eerder. In het algemeen neemt het gehoorverlies in de loop van de tijd langzaam toe. Op middelbare leeftijd heeft bijna de helft van de mensen met OI een hinderlijk gehoorverlies. Meestal gaat het om een combinatie van geleidingsdoofheid en perceptiedoofheid. De geleidingsdoofheid wordt veroorzaakt door afwijkingen in de gehoorbeentjes-keten; perceptiedoofheid ontstaat door afwijkingen in het binnenoor.

Een hoortoestel kan soms een goede ondersteuning geven. Tegenwoordig kan slechthorendheid soms met goed resultaat operatief verbeterd worden, door een stapedectomie. Bij deze operatie wordt één van de gehoorbeentjes, vervangen door een stukje kunststof. Zo'n operatie zou bij voorkeur verricht moeten worden in een centrum waar men ervaring heeft met deze behandeling bij mensen met OI.